voorbracha

afbreking: voor·bra·cha [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: voor·bra·chot  
herkomst: Hebreeuws-Nederlands [ ? ]

  lofzegging voor eten of drinken [ ? ]

zie ook: bracha, nabracha  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden