versjteren, versteren

afbreking: ver·sjte·ren, ver·ste·ren [ ? ]
vervoeging: ver·sjteer·de, ver·sjteerd, ver·steer·de, ver·steerd  
herkomst: Jiddisj [ ? ]

  bederven, verstoren (van iets goeds of van iets ten goede) [ ? ]

spelling: 'versjteren, versteren' is een taalvariant (zie help 7.1.5)  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden