Zerubbabel
afbreking: | Ze·rub·ba·bel | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
letterlijk: | in het Akkadisch 'zaad/nakomeling van Bavel/Babel'; |
kleinzoon van koning Jojachin van Juda-4, zoon van Sealtiël of Pedaja; leidt de terugkeer van Israëlieten naar hun land uit de ballingschap in Babel-2 (22x: Hag. 1:1 +, Zach. 4:6 +, Ezra 2:2 +, Neh. 7:7 +, 1 Kron. 3:19; ook 3x in NT) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): Zeroebavel | [ ? ] |