|
- zoon en opvolger van koning Jerobeam-2 van Israël-4; andere naam: Zecharja-2 (2 Kon. 15:8);
- zoon van Jeberechjahu, getuige bij een profetie van Jesajahu-1; mogelijk identiek met Zecharja-3 (Jes. 8:2);
- afstammeling van Ruben-1, familielid van Jeïël-3 (1 Kron. 5:7);
- Leviet-2, poortwachter, bespeler van een snaarinstrument bij de komst van de verbondsark in Jeruzalem-1; andere naam: Zecharja-16 (1 Kron. 15:18);
- priester, trompetspeler bij de komst van de verbondsark in Jeruzalem-1 (1 Kron. 15:24);
- Leviet-2, nakomeling van Uzziël, zoon van Jissia (1 Kron. 24:25);
- zoon van Meselemja, poortwachter; andere naam: Zecharja-14 (1 Kron. 26:2, 26:14);
- nakomeling van Merari(2), vierde zoon van Chosa, poortwachter (1 Kron. 26:11);
- vader van Jiddo, die hoofd is van de halve stam Manasse in Gilead-1 (1 Kron. 27:21);
- vader van de Leviet-2 Jachaziël (2 Kron. 20:14);
- zoon van Jehosafat-3, broer van koning Joram(2)-2 van Juda-4 (2 Kron. 21:2);
- degene die koning Uzzia-1 van Juda-4 onderricht (2 Kron. 26:5);
- grootvader van koning Hizkia-2 van Juda-4; andere naam: Zecharja-3 (2 Kron. 29:1);
- Leviet-2, nakomeling van Asaf(2)-2; leeft in de tijd van koning Jechizkia van Juda-4 (2 Kron. 29:13);
- een van de hoofden bij de tempel in de tijd van koning Jechizkia van Juda-4 (2 Kron. 35:8)
|
[ ? ] |