Oeriël, Oerieel

afbreking: Oe·ri·ël, Oe·ri·eel [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]
letterlijk: 'mijn licht is God';  

 
  1. afstammeling van Levi-1, nakomeling van Kehat, zoon van Tachat, vader van Uzzia-4 (1 Kron. 6:9);
  2. afstammeling van Levi-1, nakomeling van Kehat; helpt om de verbondsark naar Jeruzalem-1 te brengen (1 Kron. 15:5, 15:11);
  3. grootvader van koning Abia-5 van Juda-4, vader van Michajahu-1 (2 Kron. 13:2);
  4. een van de aartsengelen;
  5. mannelijke voornaam
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Uriël [ ? ]
spelling: 'Oeriël, Oerieel' is een weergavevariant (zie help 7.1.5)  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden