Immanuel, Emmanuel
afbreking: | Im·m·a·nu·el, Em·ma·nu·el | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
letterlijk: | 'God met ons'; |
kind (uit het huis van David-1) dat de Heer in het vooruitzicht stelt in woorden tot koning Achaz(2)-1 van Juda-4 (Jes. 7:14, 8:8, 8:10; ook Mat. 1:23) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): Imanoe El, Imanoeël | [ ? ] |
spelling: | 'Immanuel, Emmanuel' is een weergavevariant (zie help 7.1.5) |