gemar chatima tova
afbreking: | ge·mar cha·ti·ma to·va | [ ? ] |
[uitspraak: ğəmar] | [ ? ] | |
herkomst: | Hebreeuws | [ ? ] |
de afsluiting van een goede bezegeling! (nl. van het ingeschreven worden in het boek des levens; wens tussen Jom Kipoer en Hosjana Raba) | [ ? ] |
zie ook: | chatima tova |