geer tosjav
afbreking: | geer to·sjav | [ ? ] |
[uitspraak: ğeer] | [ ? ] | |
lidwoord: | de | |
meervoud: | ge·ree to·sjav [uitspraak: ğeeree] |
|
herkomst: | Hebreeuws | [ ? ] |
letterlijk: | 'inwonende vreemdeling, bekeerling'; |
niet-joodse inwoner van het Bijbelse Israël die gedeeltelijk is overgegaan tot het jodendom en alleen de zeven noachitische geboden op zich heeft genomen | [ ? ] |