noachitisch, noachidisch

afbreking: no·a·chi·tisch, no·a·chi·disch [ ? ]
vorm op -e: no·a·chi·di·sche, no·a·chi·ti·sche  
herkomst: Hebreeuws-Nederlands [ ? ]

  in 'noachitische geboden': ook bestemd voor niet-joden [ ? ]

spelling: 'noachitisch, noachidisch' is een taalvariant (zie help 7.1.5)  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden