Nachson

afbreking: Nach·son [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: 'kleine slang';  

  afstammeling van Juda-1, zwager van Aäron-1, zoon van Amminadab-1 (10x: Ex. 6:23, Num. 1:7 +, Rt. 4:20, 1 Kron. 2:10 +; ook 3x in NT) [ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Nachsjon [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden