baäl

afbreking: ba·äl [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: ba·äls  
herkomst: Hebreeuws-Nederlands [ ? ]
letterlijk: 'bezitter, eigenaar, heer';  

 
  1. mannelijk iemand, met name iemand die een bepaalde werkzaamheid verricht;
  2. afgod
[ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden