baäl tesjoeva

afbreking: ba·äl te·sjoe·va [ ? ]
  [uitspraak: təsjoeva] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: ba·ä·lee te·sjoe·va
[uitspraak: təsjoeva]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

 
  1. zondaar die tot omkeer of inkeer komt, boeteling;
  2. seculiere jood die naar het joodse geloof terugkeert
[ ? ]

verwant: Jiddisj: baäl tesjoeve [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden