bensjen

afbreking: ben·sjen [ ? ]
vervoeging: bensj·te, ge·bensjt  
herkomst: Jiddisj [ ? ]

 
  1. zegenen, o.a. van kinderen;
  2. het dankgebed na de maaltijd zeggen
[ ? ]

zie ook: gomel bensjen  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden