Baäl-Zebub
| afbreking: | Ba·äl-Ze·bub | [ ? ] |
| herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
| letterlijk: | 'heer van de vliegen'; |
| god van Ekron(2), die door koning Achazja(2)-1 van Israël-4 wordt geraadpleegd (4x: 2 Kon. 1:2 +); latere namen: Beëlzebub, Beëlzebul (7x in NT; volgens vertalingen daarvan gaat het om 'de vorst van de demonen' of 'de overste van de boze geesten') | [ ? ] |
| verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): Baäl Zevoev; Hebreeuws-Nederlands: Beëlzebub |
[ ? ] |