Bigta

Bigta (1)

afbreking: Big·ta [ ? ]
  [uitspraak: Bieğta] [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]

  een van de zeven hovelingen van koning Ahasveros (Est. 1:10) [ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Bigta(2) [ ? ]

Bigta (2)

afbreking: Big·ta [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]

  een van de zeven hovelingen van koning Ahasveros (Est. 1:10) [ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Bigta [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden