chassied

afbreking: chas·sied [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: chas·si·diem, chas·sie·den  
herkomst: Hebreeuws-Nederlands [ ? ]
letterlijk: 'getrouwe';  

 
  1. vrome jood;
  2. aanhanger van het chassidisme
[ ? ]

verwant: Jiddisj: chosed [ ? ]
spelling: Groene Boekje 2005: chassidim  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden