chalitsa

afbreking: cha·li·tsa [ ? ]
  [uitspraak: chalietsa] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: cha·li·tsot
[uitspraak: chalietsot]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]
letterlijk: 'het uittrekken';  

  ceremonie van uittrekken schoen ter bevrijding van plicht van zwagerhuwelijk (leviraatshuwelijk; Deut. 25:5-10) [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden