Chiviet

afbreking: Chi·viet [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: Chi·vie·ten  
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]

 
  1. zoon van Kanaän-1 (Gen. 10:17, 1 Kron. 1:15);
  2. lid van een uit hem voortgekomen oorspronkelijke bevolkingsgroep van Kanaän-2 (23x: Gen. 34:2 +, Ex. 3:8 +, Deut. 7:1 +, Joz. 3:10 +, Recht. 3:3 +, 2 Sam. 24:7, 1 Kon. 9:20, 2 Kron. 8:7)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Chiwwiet [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden