Chananja

Chananja (1)

afbreking: Cha·nan·ja [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]
letterlijk: 'genadig is de Heer';  

 
  1. zoon van Azzur, valse profeet in de tijd van Jeremia-1 (9x: Jer. 28:1 +);
  2. grootvader van Jiria (Jer. 37:13);
  3. afstammeling van Juda-1, een van de drie metgezellen van Daniël-2; andere naam: Sadrach (5x: Dan. 1:6 +);
  4. zoon van Bebai, getrouwd met een uitheemse vrouw (Ezra 10:28);
  5. zalfbereider; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 3:8);
  6. zoon van Selemja; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 3:30);
  7. commandant van de burcht van Jeruzalem-1 (Neh. 7:2);
  8. een van de hoofden van het volk die zich na terugkeer uit de ballingschap in Babel-2 verbinden om de Tora te onderhouden (Neh. 10:24);
  9. hoofd van de priesterfamilie Jirmeja-4 (Neh. 12:12);
  10. priester, trompetspeler bij de inwijding van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 12:41);
  11. tweede zoon van Zerubbabel (1 Kron. 3:19, 3:21);
  12. afstammeling van Benjamin-1, zoon van Sasak (1 Kron. 8:24);
  13. zoon van Heman-3, zanger; andere naam: Chananjahu-3 (1 Kron. 25:4)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Chananja(2) [ ? ]

Chananja (2)

afbreking: Cha·nan·ja [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: 'genadig is de Heer';  

 
  1. zoon van Azzur, valse profeet in de tijd van Jeremia-1 (9x: Jer. 28:1 +);
  2. grootvader van Jiria (Jer. 37:13);
  3. afstammeling van Juda-1, een van de drie metgezellen van Daniël-2; andere naam: Sadrach (5x: Dan. 1:6 +);
  4. zoon van Bebai, getrouwd met een uitheemse vrouw (Ezra 10:28);
  5. zalfbereider; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 3:8);
  6. zoon van Selemja; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 3:30);
  7. commandant van de burcht van Jeruzalem-1 (Neh. 7:2);
  8. een van de hoofden van het volk die zich na terugkeer uit de ballingschap in Babel-2 verbinden om de Tora te onderhouden (Neh. 10:24);
  9. hoofd van de priesterfamilie Jirmeja-4 (Neh. 12:12);
  10. priester, trompetspeler bij de inwijding van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 12:41);
  11. tweede zoon van Zerubbabel (1 Kron. 3:19, 3:21);
  12. afstammeling van Benjamin-1, zoon van Sasak (1 Kron. 8:24);
  13. zoon van Heman(2)-3, zanger; andere naam: Chananjahu-3 (1 Kron. 25:4)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Chananja [ ? ]
zie ook: Chananjahu, Chananja  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden