Heman

Heman (1)

afbreking: He·man [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]

 
  1. wijze die door Salomo-1 in wijsheid wordt overtroffen; mogelijk identiek met Heman-2 (1 Kon. 5:11, Ps. 88:1);
  2. afstammeling van Juda-1, zoon van Zerach-3; mogelijk identiek met Heman-1 (1 Kron. 2:6);
  3. afstammeling van Levi-1, kleinzoon van Samuel, zoon van Joël-1, zanger in de tempel (14x: 1 Kron. 6:18 +, 2 Kron. 5:12 +)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Heman(2) [ ? ]

Heman (2)

afbreking: He·man [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]

 
  1. wijze die door Salomo-1 in wijsheid wordt overtroffen; mogelijk identiek met Heman-2 (1 Kon. 5:11, Ps. 88:1);
  2. afstammeling van Juda-1, zoon van Zerach-3; mogelijk identiek met Heman-1 (1 Kron. 2:6);
  3. afstammeling van Levi-1, kleinzoon van Samuel, zoon van Joël-1, zanger in de tempel (14x: 1 Kron. 6:18 +, 2 Kron. 5:12 +)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Heman [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden