peticha

afbreking: pe·ti·cha [ ? ]
  [uitspraak: pətiecha] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: pe·ti·chot
[uitspraak: pətiechot]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

 
  1. het openen van de ark in de synagoge;
  2. muzikale ouverture;
  3. begin van een midrasj
[ ? ]

verwant: Jiddisj: psieche [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden