porets, porits

afbreking: po·rets, po·rits [ ? ]
  [uitspraak: porəts] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: prie·tsem  
herkomst: Jiddisj [ ? ]

 
  1. landheer;
  2. geweldenaar, bruut;
  3. kwajongen
[ ? ]

verwant: Hebreeuws: pariets [ ? ]
spelling: 'porets, porits' is een taalvariant (zie help 7.1.5)  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden