kasjeer

afbreking: ka·sjeer [ ? ]
herkomst: Hebreeuws [ ? ]
letterlijk: 'geschikt';  

  ritueel geoorloofd, volgens joodse spijswetten bereid [ ? ]

verwant: Jiddisj: koosjer, kousjer [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden