Abigal

afbreking: Abi·gal [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: '(mijn) vader verheugt zich';  

 
  1. vrouw van Nabal, na diens dood van David-1; andere naam: Abigaïl-1 (1 Sam. 25:32);
  2. zuster van David-1, vrouw van Jeter en moeder van Amasa; andere naam: Abigaïl-2 (2 Sam. 17:25)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Avigal [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden