Asaël

afbreking: Asa·ël [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: 'God heeft gemaakt';  

 
  1. zoon van Seruja, een hardloper (15x: 2 Sam. 2:18 +, 1 Kron. 2:16 +);
  2. vader van Jonatan(2)-5, die zich verzet tegen het wegsturen van uitheemse vrouwen (Ezra 10:15);
  3. Leviet-2 in de tijd van koning Jehosafat-3 van Juda-4 (2 Kron. 17:8);
  4. Leviet-2 in de tijd van koning Jechizkia van Juda-4 (2 Kron. 31:13)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Asaëel [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden