alleluja

afbreking: al·le·lu·ja [ ? ]
  [uitspraak: alleeluja, alleeloeja] [ ? ]
lidwoord: het  
meervoud: al·le·lu·ja's
[uitspraak: alleeluja's, alleeloeja's]
 
herkomst: Hebreeuws-Latijn [ ? ]
letterlijk: 'prijst de Heer';  

  oproep in een aantal psalmen om de Heer te prijzen (24x in OT: Ps. 104:35 +; ook 4x in NT) [ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): haleloeja;
Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): halleluja
[ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden