amen
afbreking: | amen | [ ? ] |
lidwoord: | het | |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
letterlijk: | 'vast'; |
term waarmee de geldigheid wordt bevestigd van iets dat gezegd is: het zij zo, het is zo (30x: Num. 5:22, Deut. 27:15 +, 1 Kon. 1:36, Jes. 65:16 met tekstkritiek, Jer. 11:5 +, Ps. 41:14, Neh. 5:13 +, 1 Kron. 16:36; ook 129x in NT) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): ameen; Jiddisj: omein |
[ ? ] |