Aramees
Aramees (1)
afbreking: | Ara·mees | [ ? ] |
lidwoord: | het | |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
letterlijk: | afleiding van 'Aram'; |
in de Bijbel genoemde taal van het volk Aram(2)-2 (2 Kon. 18:26, Jes. 36:11, Dan. 2:4, Ezra 4:7); verwant met het Hebreeuws, gesproken van enkele eeuwen v.C. tot enkele eeuwen n.C. in eerst Mesopotamië, daarna een groter gebied, waaronder het Bijbelse land Israël-3; taal van enkele gedeelten van de Tenach (OT), van een aantal woorden in het NT en van oudere rabbijnse literatuur, waaronder delen van de Talmoed; vroeger gebruikte naam: Chaldeeuws | [ ? ] |
>
Aramees (2)
afbreking: | Ara·mees | [ ? ] |
vorm op -e: | Ara·me·se | |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands | [ ? ] |
letterlijk: | afleiding van 'Aram'; |
horend tot of gesteld in het Aramees | [ ? ] |