Achimelech

afbreking: Achi·me·lech [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) / Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: '(mijn) broer is koning';  

 
  1. nakomeling van Eli, zoon van Achitub-1, vader van Abjatar-1, priester in het heiligdom in Nob (12x: 1 Sam. 21:1 +);
  2. Hethiet die David-1 begeleidt op diens vlucht voor Saul-1 (1 Sam. 26:6);
  3. zoon van (voorgestelde verbetering: vader van) Abjatar-2, priester (4x: 2 Sam. 8:17, 1 Kron. 24:3 +)
[ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden