makom

afbreking: ma·kom [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: me·ko·mot
[uitspraak: məkomot]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

  plaats [ ? ]

verwant: Jiddisj: Mokum [ ? ]
zie ook: Hamakom  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden