|
- vader van Paschur (Jer. 21:1, 38:1);
- zoon van Paros, getrouwd met een uitheemse vrouw (Ezra 10:25);
- andere zoon van Paros, getrouwd met een uitheemse vrouw (Ezra 10:25);
- zoon van Charim, getrouwd met een uitheemse vrouw; mogelijk identiek met Malkia-5 (Ezra 10:31);
- zoon van Charim; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1; mogelijk identiek met Malkia-4 (Neh. 3:11);
- zoon van Rechab-3; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 3:14);
- goudsmid; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 3:31);
- een van degenen die naast Ezra(2)-1 staan bij het voorlezen van de Tora (Neh. 8:4);
- een van de priesters die zich na terugkeer uit de ballingschap in Babel-2 verbinden om de Tora te onderhouden (Neh. 10:4);
- voorvader van Adaja, die hoort tot de nieuwe inwoners van Jeruzalem-1 (Neh. 11:12, 1 Kron. 9:12);
- een van degenen die betrokken zijn bij de inwijding van de muur van Jeruzalem-1 (Neh. 12:42);
- afstammeling van Levi-1, voorvader van Asaf(2)-2 (1 Kron. 6:25);
- hoofd van de vijfde afdeling priesters (1 Kron. 24:9)
|
[ ? ] |