manhieg

afbreking: man·hieg [ ? ]
  [uitspraak: manhieğ] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: man·hi·giem
[uitspraak: manhiğiem]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]
letterlijk: 'leider';  

  bestuurder van joodse gemeente [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden