Madai, Medië, Meden

afbreking: Ma·dai, Me·dië, Me·den [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]

 
  1. kleinzoon van Noach-1, zoon van Jafet (Gen. 10:2, 1 Kron. 1:5);
  2. (lid van het) uit hem voortgekomen volk en gebied van dat volk, in het noordwesten van Iran; vaak genoemd samen met de Perzen en Perzië (20x: 2 Kon. 17:6 +, Jes. 13:17 +, Jer. 25:25 +, Est. 1:3 +, Dan. 5:28 +, Ezra 6:2)
[ ? ]

  Madai, Medië, Meden  
verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Madai [ ? ]
spelling: in vertalingen vaak 'Madai' bij nr. 1, 'Medië' en 'Meden' bij nr. 2  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden