|
- zoon van Setur, die hoort tot de twaalf verkenners van het land Kanaän-2 (Num. 13:13);
- vorst die het volk Israël-2 beschermt (Dan. 10:13, 10:21, 12:1; zie ook nr. 11);
- vader van Zebadja, die met Ezra(2)-1 terugkeert uit de ballngschap in Babel-2 (Ezra 8:8);
- afstammeling van Gad-1 (1 Kron. 5:13);
- andere afstammeling van Gad-1, zoon van Jesisai (1 Kron. 5:14);
- afstammeling van Levi-1, zoon van Baäseja, voorvader van Asaf(2)-2 (1 Kron. 6:25);
- afstammeling van Issachar-1, zoon van Jizrachja, vader van Omri(2)-4 (1 Kron. 7:3, 27:18);
- afstammeling van Benjamin-1, zoon van Beria (1 Kron. 8:16);
- afstammeling van Manasse; sluit zich in Siklag aan bij David-1 (1 Kron. 12:21);
- zoon van koning Jehosafat-3 van Juda-4, broer van Joram(2)-2, die hem vermoordt (2 Kron. 21:2);
- aartsengel (Jud. 1:9, Op. 12:7; zie ook nr. 2);
- mannelijke voornaam
|
[ ? ] |