saraf

afbreking: sa·raf [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: se·ra·fiem
[uitspraak: sərafiem]
 
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]
letterlijk: 'brandende' (slang die brandt en doet branden);  

 
  1. bepaalde slang (5x: Num. 21:6, 21:8, Deut. 8:15, Jes. 14:29, 30:6);
  2. wezen met zes vleugels in de tempel (Jes. 6:2, 6:6)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): seraf [ ? ]
zie ook: serafijn  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden