sjomeer

afbreking: sjo·meer [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: sjom·riem  
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

 
  1. bewaker;
  2. controleur van kasjroet
[ ? ]

verwant: Jiddisj: sjoumer [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden