Sefanjahu, Sefanja
afbreking: | Se·fan·ja·hu, Se·fan·ja | [ ? ] |
herkomst: | Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) | [ ? ] |
letterlijk: | 'de Heer heeft geborgen'; |
zoon van Maäseja(2)-1, priester in de tijd van de profeet Jeremia-1; andere naam: Sefanja-1 (2 Kon. 25:18, Jer. 37:3) | [ ? ] |
verwant: | Hebreeuws (transcriptieversie): Tsefanjahoe | [ ? ] |
spelling: | 'Sefanjahu' wordt in de meeste vertalingen 'Sefanja' |