Sisera

Sisera (1)

afbreking: Si·se·ra [ ? ]
  [uitspraak: Sisəra] [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]

 
  1. veldheer van koning Jabin van Kanaän-2; wordt verslagen door Barak en gedood met een tentpin door Jaël-1 (19x: Recht. 4:2 +, 1 Sam. 12:9, Ps. 83:10);
  2. vader van tempelknechten die met Zerubbabel terugkeren uit de ballingschap in Babel-2 (Ezra 2:53, Neh. 7:55)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Sisera(2) [ ? ]

Sisera (2)

afbreking: Si·se·ra [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]

 
  1. veldheer van koning Jabin van Kanaän-2; wordt verslagen door Barak(2) en gedood met een tentpin door Jaël-1 (19x: Recht. 4:2 +, 1 Sam. 12:9, Ps. 83:10);
  2. vader van tempelknechten die met Zerubbabel terugkeren uit de ballingschap in Babel-2 (Ezra 2:53, Neh. 7:55)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Sisera [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden