Joasj

Joasj (1)

afbreking: Jo·asj, Jo·asj [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]
letterlijk: 'de Heer heeft geschonken';  

 
  1. vader van Gideon-1 (9x Recht. 6:11 +);
  2. zoon van koning Achab-1 van Israël-4 (1 Kon. 22:26, 2 Kron. 18:25);
  3. zoon van koning Achazja van Juda-4; andere naam: Jehoas (17x: 2 Kon. 11:2 +, 1 Kron. 3:11, 2 Kron. 22:11 +);
  4. zoon en opvolger van koning Joachaz-1 van Israël-4; andere naam: Jehoas (17x: 2 Kon. 13:9 +, Hos. 1:1, Am. 1:1, 2 Kron. 25:17 +);
  5. afstammeling van Juda-1, zoon van Sela (1 Kron. 4:22);
  6. zoon van Semaä; sluit zich in Siklag aan bij David-1 (1 Kron. 12:3);
  7. mannelijke voornaam
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Joas(2) [ ? ]

Joasj (2)

afbreking: Jo·asj [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]
letterlijk: 'de Heer heeft geschonken';  

 
  1. kleinzoon van Benjamin-1, zoon van Becher (1 Kron. 7:8);
  2. verantwoordelijke voor de olievoorraden van David-1 (1 Kron. 27:28)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Joas [ ? ]
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden