Jechizkia, Hizkia

afbreking: Je·chiz·kia, Hiz·kia [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]
letterlijk: 'moge de Heer krachtig maken';  

 
  1. zoon en opvolger van koning Achaz(2)-1 van Juda-4; andere namen: Hizkia, Chizkiahu, Jechizkiahu-1 (Hos. 1:1, Mi. 1:1);
  2. leider van het volk die met Zerubbabel terugkeert uit de ballingschap in Babel-2; verbindt zich om de Tora te onderhouden; andere naam: Hizkia-3 (Ezra 2:16)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Jechizkia [ ? ]
spelling: 'Jechizkia' wordt in een aantal vertalingen 'Hizkia'; spelling elders: Ezekias  
zie ook: Chizkia, Hizkia, Chizkiahu, Hizkia, Jechizkiahu, Jechizkia  
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden