3.1.6 Weergave in het Nederlands

3.1.6.1 Volgens de regels van het Nederlands
3.1.6.2 Twee moeilijkheden: geen één-op-één-relaties klanken-letters
3.1.6.3 Dezelfde kwesties bij Hebreeuws en Jiddisj
3.1.6.4 Vastliggende schrijfwijzen

3.1.6.1 Volgens de regels van het Nederlands

Nadat 'de' uitspraak van woorden uit het Hebreeuws en Jiddisj is gekozen, komt de taak om die weer te geven in het Nederlands. Niet alleen bij translitteratie maar ook bij transcriptie kunnen verschillende systemen worden gevolgd. Gezien het doel en het karakter van Sofeer besloten de samenstellers om bij het schrijven van de woorden uit het Hebreeuws en Jiddisj dezelfde letters en schrifttekens te gebruiken waarmee oorspronkelijk Nederlandse woorden worden geschreven, en bovendien om deze letters en tekens niet op een andere manier te gebruiken dan in het Nederlands gebeurt. Daarom bijvoorbeeld niet ha'arets, met een apostrof, maar haärets, met een trema.

Zie 3.1.7 voor de relatie met het Duits bij woorden uit het Jiddisj.


3.1.6.2 Twee moeilijkheden: geen één-op-één-relaties klanken-letters

Transcriptie lijkt verder eenvoudig: de klank [a] wordt weergegeven met de letter a, de klank [b] met de letter b, enz. De transcriptiesystemen van tabel 1 en tabel 2 laten zien, dat transcriptie inderdaad in allerlei gevallen probleemloos verloopt. Er zijn echter twee moeilijkheden.

  1. Ten eerste bestaat geen één-op-één-relatie tussen de de klanken van het Nederlands en de letters van onze taal,
  2. en ten tweede bestaat geen één-op-één-relatie tussen de klanken van het Hebreeuws of Jiddisj en die van het Nederlands.

1. Het Nederlands heeft enerzijds meer klanken dan schrifttekens, waardoor we enkele klanken niet goed kunnen schrijven, zoals de [g] van goal. Anderzijds bestaan er meer schrifttekens dan klanken, wat bijvoorbeeld voor spellingproblemen zorgt bij ei en ij, en au en ou.

Voor sommigen bestaat ook geen verschil tussen ch en g, terwijl voor anderen bijvoorbeeld lachen een 'harde' klank heeft, en vlaggen een 'zachte'.

Dan zijn er letters die meer dan één klank kunnen weergeven, zoals de e, waardoor bedelen op twee manieren kan worden uitgesproken.

Leenwoorden maken het beeld nog weer ingewikkelder. Die hebben er bijvoorbeeld voor gezorgd dat de klank [sj] niet alleen wordt geschreven met sj in sjaal, maar ook met ch in chocola, met sch in schlager, en met sh in shirt.

2. Ten tweede verschillen de klanken en klankpatronen van het Hebreeuws en het Jiddisj van die van het Nederlands. Dat nodigt uit tot niet-Nederlandse schrijfwijzen.

Bij woorden uit vreemde talen die in Nederlandse teksten worden gebruikt, is nogal eens te zien dat ze uit het buitenland komen: compagnie, enthousiast, jazz, leitmotiv, rechercheur, schlemiel, shirt. Rekening houdend daarmee hebben de samenstellers bij de woorden uit het Hebreeuws en het Jiddisj eveneens in een klein aantal gevallen besloten tot schrijfwijzen die in het Nederlands minder gebruikelijk zijn. In deze gevallen hebben ze wel bestaande tradities bij het weergeven van woorden uit het Hebreeuws en Jiddisj voortgezet.

Allereerst gaat het om de letters v en z aan het eind van een lettergreep (bij de z al bekend van Ezra, fez en quiz): Jankev, jisjoev, Katsav, merkaz, Oz, tammoez. Wanneer woorden met deze klanken verder ingeburgerd raken, kunnen de v en z worden opgevolgd door een f en s, net zoals tov heeft geleid tot tof en jad tot jat.

De slot-v en slot-z moeten in bepaalde posities worden verdubbeld. Dat leverde bij de v minder courante beelden op: chavver, davvenen, sjivve en wovven. De dubbele z is daarentegen niet ongewoon meer, dankzij woorden als mazzel en puzzel.

Ook een lettergreep op -isj valt niet uitzonderlijk meer te noemen gezien achenebbisj, fetisj, hasjiesj en ramsj.

Ten slotte is de Jiddisje tweeklank [eej] op een weinig gebruikelijke manier weergegeven met ej, overigens bij slechts enkele woorden. Dit wordt toegelicht in 3.2.7.


3.1.6.3 Dezelfde kwesties bij Hebreeuws en Jiddisj

Onder meer doordat transcriptie als uitgangspunt werd gekozen, doen zich bij het spellen van woorden uit het Hebreeuws en Jiddisj voor een belangrijk deel dezelfde kwesties voor. Wat hierna in 3.2 t/m 3.5 wordt gezegd over de weergave van klinkers, halfklinkers, medeklinkers en andere schrifttekens, geldt daarom voor woorden uit beide talen.

Ter sprake komen vooral kwesties bij woorden uit het Hebreeuws, omdat deze in het woordenboek het talrijkst zijn en omdat bij die taal de grootste kans bestaat op nieuwe ontleningen. Specifieke kwesties bij woorden uit het Jiddisj worden besproken in 3.1.7 Relatie met het Duits bij woorden uit het Jiddisj en in 3.2.7 Tweeklanken.

De voornaamste vragen doen zich voor bij de weergave van klinkers (3.2). De kwesties bij de medeklinkers (3.3) blijven beperkt tot twee gevallen: ch en g, en sisklanken.


3.1.6.4 Vastliggende schrijfwijzen

Het voorgaande geldt voor gevallen waarbij de spelling niet vastligt. Waar dat wel zo is, zoals bij ingeburgerde schrijfwijzen of bij eigennamen van instellingen, is de spelling ongewijzigd in het woordenboek overgenomen. Voorbeelden: gein en Beit Ha'Chidush.

Over de kwestie of iets al of niet ingeburgerd is, kunnen de meningen uiteraard uiteenlopen. Hetzelfde geldt voor de vraag of een schrijfwijze vastligt. Dit stelt de vraag aan de orde van de verhouding tussen Sofeer en de officiële Woordenlijst Nederlandse taal (Groene Boekje).

Een aantal woorden in Sofeer staat ook in dit Groene Boekje. De Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands heeft adviezen uitgebracht toen de editie 2005 daarvan werd voorbereid. Die zijn voor een belangrijk deel gevolgd. In achttien gevallen is echter (vooralsnog) niet gekozen voor de Sofeer-spelling, maar voor de traditionele schrijfwijze. Ze worden hieronder genoemd, met een beknopte toelichting. In Sofeer zijn deze woorden in de Sofeer-spelling opgenomen, maar daarbij wordt ook de schrijfwijze in het Groene Boekje vermeld.

  Groene Boekje Sofeer beknopte toelichting
01 Asjkenazim Asjkenaziem 01-09: De lange klinker [ie] in een beklemtoonde gesloten lettergreep wordt in Sofeer geschreven met ie.
02 chassidim chassidiem
03 (chazan,) chazonim chazaniem
04 Elohim Elohiem
05 gojim (-ims) gojiem
06 kaddisj kaddiesj
07 Poerim (poerimfeest) Poeriem
08 Sefardim Sefardiem
09 tefilin tefilien
10 kibboetsnik kiboetsnik 10: Een medeklinkerletter na een lange klinker [ie] wordt in Sofeer niet verdubbeld.
11 Falasha Falasja 11-13: In Sofeer worden Engelse en Duitse spellingen in de regel vervangen door Nederlandse.
12 Shoah Sjoa
13 schlemiel (-ig, -tje) sjlemiel
14 behemoth behemot 14-18: Het Groene Boekje van 1954 schrapte de h in th in een aantal gevallen. De bijbelgenootschappen schrapten die letter in 1968 in vrijwel alle bijbelwoorden.
15 Goliath Goliat
16 leviathan leviatan
17 Methusalem Metusalem
18 Thora (Simchat -) Tora (Simchat -)

Vorige paragraaf:
3.1.5 Welke uitspraak van welk Hebreeuws en Jiddisj?
Volgende paragraaf:
3.1.7 Relatie met het Duits bij woorden uit het Jiddisj
© 2010 - 2024 Alle rechten voorbehouden