3.4.1 Ch en g
De klank van de Hebreeuwse letters chet en chaf en de Jiddisje letters ches en chof wordt in het Nederlands wisselend weergegeven: nu eens met ch, dan weer met g. Daarbij is de g nogal eens de opvolger van de ch.
In het noordelijke deel van het Nederlandse taalgebied worden de ch en g niet of nauwelijks verschillend gerealiseerd. In het zuidelijke deel is dat wel het geval, waarbij alleen de uitspraak van de ch lijkt op de Hebreeuwse klank. Dat pleit voor de ch. In verscheidene woorden is de g echter ingeburgerd geraakt.
Daarom wordt de klank in het woordenboek in de regel weergegeven met een ch, maar met een g waar die letter gebruikelijk is.
Zie voor concrete regels met voorbeelden 2.3.5.1.
Vorige paragraaf: 3.4 Medeklinkers |
Volgende paragraaf: 3.4.2 Sisklanken |